TROUW, interview met Bert Nijmeijer, 29 november 2024
Jaap Krol bracht de bankjes, prullenbakken en lantaarnpalen in kaart waar verder niemand bij stilstaat. Voor Kapsalon Eefje in Beilen wacht hem een verrassing: de big five van het Nederlandse straatmeubilair in één panorama.
Dingen waar andere mensen aan voorbijlopen, daar staat Jaap Krol dikwijls even bij stil. Een bankje dat zomaar ergens staat. Een bloembak, ter verfraaiing van een straat of een plein. Lantaarnpalen. Een fietsenrek. Een prullenbak.
Zelden zie je iemand op zo’n bankje zitten, of zichtbaar genieten van zo’n groeneilandje. Iemand wandelend in het kunstlicht even dankbaar opkijken: wat fijn toch, dat je alles ondanks het donker nog kunt zien, dankzij zo’n met zorg vormgegeven lamp. Dat je fiets in zo’n rek netjes rechtop blijft staan, dat je je afval in zo’n handige bak kwijt kunt. Je bent ervan af. De gemeentereiniging zorgt er verder voor.
Krols De Straatlas van Nederland begon met een gevoel dat je kunt omschrijven als: goh. Vijf jaar geleden, schrijft hij, liep hij op een wandeling in woonplaats Groningen langs een bankje, ‘een allergewoonst meubelstuk, gemaakt van planken, schroeven en betonnen houders’.
Het stond op een weinig uitnodigende plek. ‘Het nabijgelegen viaduct stonk naar verrotte bladeren en urine en op de weg reden de auto’s maar door. Het uitzicht was ook niet fraai: rommelig struikgewas, verwaaid beton, met daarboven een onbestemde berm en een geluidswal.’
Krol sloeg aan het denken. Er was ‘geen enkele reden om hier te verblijven’, om hier te gaan zitten, te doen waarvoor het bankje bedoeld was. Toch stond het er, en was het er gekomen, daar kon je van uitgaan, aan het eind van een keten van goede bedoelingen, een proces waarbij allerlei professionals ergens ‘een klap op hebben gegeven’ en de handen uit de mouwen hebben gestoken.
Miljoenen palen, bakken en rekken
Het is die ruimte tussen intentie en resultaat waar Krol in gedachten graag mag ronddwalen. Eenmaal op het spoor begon hij vragen te stellen bij ál het straatmeubilair, de miljoenen palen, bakken en rekken die de burger buitenshuis dienen. Bij een deel zoek je vergeefs naar nut of noodzaak, maar stel je de wereld eens voor zónder: vreemd leeg, als een schilderij van Carel Willink. We zouden er verloren in rondlopen, zonder houvast, als op een trap zonder leuning.
Jaap Krol (Drachten, 1970) is wat je noemt een leuke vent. Bescheiden en aimabel. Vlasblond haar, een korte baard. Normaal postuur, normale kleren. Doodgewoon, maar het is alsof de filmer Alex van Warmerdam een duwtje tegen de doodgewoonheid heeft gegeven, waardoor die net een beetje uit het lood hangt.
De zanger Meindert Talma, een vriend van hem, heeft dat ook. Hij schreef een lied over Krol, getiteld 100 Punten: ‘Ik ken een jongen/ hij heet Jaap Krol/ Jaap heeft altijd de dikste lol/ Altijd als hij iets heel mooi vindt/ steekt hij zijn rechterduim omhoog en dan roept hij: 100 punten, 100 punten/ ik geef jou 100 punten’.
Hij was lang vakkenvuller bij Ikea – kaarsen en vazen, met name. Tegenwoordig werkt hij 16 uur per week als wijkondersteuner bij een organisatie voor maatschappelijk welzijn. Als hij niet werkt of leuke dingen doet – hij is een fervent liefhebber van klassieke muziek en doet al jaren pogingen om in het Radio 4-programma Een goedemorgen met… te komen – schrijft hij.
Hij heeft een Friestalige column in het Friesch Dagblad, schreef verhalenbundels in het Fries en het Nederlands en portretteerde in het boek Wederzien vijftig gebouwen uit de wederopbouwperiode, die volgens het omslag ‘in hun alledaagsheid niet echt opvallen’.
Zinnen fris in de verf
Hij schrijft liever dan hij praat. Krol stottert. Toch: als hij een zin voorbij de hindernissen heeft gekregen, zit die op de een of andere manier fris in de verf, als een gisteren geplaatst straatmeubel.
Voor zijn Straatlas kantelde hij de kaart van Nederland en schreef er, in een ononderbroken lijn beginnend in Kapellebrug in Zeeuws-Vlaanderen en eindigend in Eemshaven, het woord ‘Straatmeubilair’ op. Weer terug gekanteld zie je een parcours met lange lussen en scherpe bochten over het land lopen. Hij bezocht zestig plaatsen op de lijn om er een straatmeubel op de foto te zetten. Over elk ervan schreef hij thuis een verhaal van één pagina.
Ik stelde voor om naar Beilen te gaan, een zeer gemiddelde plaats die ik bij Krol vond passen. Beilen staat niet in de Straatlas, maar toch zei hij ja, vooral omdat Beilen niet Drachten is. Op zijn derde verhuisde Krol met zijn ouders naar Beetsterzwaag, en sinds zijn studie godsdienstwetenschappen woont hij in Groningen. Maar steeds is Krols kompas in de richting van Drachten blijven wijzen.
Beilen blijkt een schot in de roos
Drachten is de bril waardoor hij de wereld ziet. Zijn verhalen spelen zich af in een Drachtster decor. Zijn wederopbouwboek heeft veel voorbeelden uit Drachten. Verhalen van andere mensen verplaatst hij in gedachten ook naar Drachten. Journalisten vragen: hoe zit dat met jou en Drachten? Drachten is belangrijk voor je, hè? Dat klopt, Drachten ís ook belangrijk. Maar nu dacht hij: een keer wat anders.
Beilen blijkt een schot in de roos. Je hebt overal straatmeubilair. Het begint al goed, op de parkeerplaats naast het station. Daar staat om de zoveel meter (25, zegt Krol) de beroemde lantaarnpaal van ontwerper Friso Kramer (1922-2019), de bekendste en meest voorkomende lantaarnpaal van Nederland. Officieel de ‘Friso Kramer Paaltoparmatuur’. Een ‘kegelvormige’ lamp, aldus de omschrijving. Bij mist doet hij aan een vier meter boven de stoep hangende vliegende schotel denken.
‘De lamp is zo bedacht dat iedereen er baat bij heeft’, schrijft Krol. ‘Zo is de iconische lampenkap van boven gesloten, waardoor de eerste etage van een woning altijd in het duister blijft. De lantaarnpalen staan 25 meter uit elkaar, waarmee een aaneengesloten en gelijkmatig lichtveld wordt bereikt voor zowel voetgangers, fietsers als autoverkeer. De straat wordt niet zozeer verlicht, het licht ís.’
Kramer zelf zei over zijn ontwerp: “De verschijningsvorm moet zich zo weg kunnen cijferen, dat ze [de lampen] dus vergeten kunnen worden.”
Kerstverlichting aan de gevel
Op de foto in de Straatlas staat een straat in Groenlo. Behalve de ‘Friso Kramer’ staat er ook een bankje op, de bekende, met vier planken op betonnen houders. Er staat een auto op een oprit bij een huis, met een caravan ernaast. Het is lente, aan het jonge blad te zien, maar de kerstverlichting hangt nog aan de gevel.
Voor Kapsalon Eefje kijkt Krol in de richting van de zuivelfabriek. Je ziet lantaarnpalen, telt hij, betonnen bankjes, prullenbakken, daar drie plantenbakken en verderop een fietsenstalling. Alsjeblieft: de big five in één panorama bij elkaar. Krol zette er twaalf van elk op de foto, in elke provincie één.
De prullenbak is de Capitole, de populairste afvalbak van Nederland, in 1980 ontworpen door Bas Pruyser, een ontwerp met een ‘lage tekendichtheid’ en toch een ‘hoge appèlwaarde’, aldus een designcriticus destijds. Een bak die ‘mooi weg-ontworpen’ is. Dat lijkt het hoogste goed in het Nederlandse straatdesign te zijn, als je je ontwerp bijna hebt weggetoverd.
Beilen is een paradijs voor mensen die hun auto ergens willen parkeren. Het kan overal, en overal gratis. Achter de Jumbo en de Aldi in het centrum strekt zich een parkeerplaats uit tot voorbij het blikveld. Auto’s komen en gaan, matigen hun snelheid bij strategisch geplaatste bloembakken. Portieren klappen met een geolied geluid dicht.
Speels vormgegeven zitmeubels
De gemeente Midden-Drenthe heeft het winkelcentrum van Beilen ingericht als haar mooiste kamer. Er zijn moderne, speels vormgegeven zitmeubels, groenzuilen met klimop aan een rek, prairietuinen met het jaar door bloeiers, ‘fietsnietjes’ en lantaarnpalen die Krol niet kent (er zijn 32.000 verschillende).
Winkelend publiek, fietsers en auto’s bewegen zich er op wandeltempo tussendoor. Het centrum is een shared space, een regelarme zone waar het verkeer zich vanzelf aanpast, volgens de filosofie. De allereerste shared space van de wereld was in Drachten, zegt Krol.
Alles aan Beilen is onmiskenbaar Nederlands. Je ziet het in een oogopslag, zoals je in het buitenland een Nederlands gezin er meteen uitpikt. Op zestig foto’s in de Straatlas zie je meteen: pats, Nederland. Het zit in alles op de foto’s. De straatmeubels in Nederland zijn niet ‘wat Nederland is’, maar dragen er wel aan bij.
Kleine uitnodigingen aan de lezer
Het toeval van het in rood op de kaart geschreven woord ‘Straatmeubilair’ bracht Krol in Budschop, Baexem en Pepinusbrug, in Medemblik en Schagen. De korte verhalen gaan over de bloembakken en fietsenrekken daar, maar ook over de plekken zelf, de historie, opmerkelijke inwoners. En over Jaap Krol, hoe hij ertegen aankijkt. Het zijn kleine uitnodigingen aan de lezer, zegt hij, om ook even bij die plekken stil te staan.
In het voorlaatste verhaaltje beschrijft Krol een afvalbak in Uithuizen, op het Groningse Hogeland. Het is december en het regent, en in het lege land langs het Wad is de regen nog net iets natter dan elders, schrijft hij. Op de foto is alles doorweekt en troosteloos. Voor een huis staan, als een teken van hoop, twee witte plastic tuinstoeltjes opgestapeld, loten uit een zonnige ‘familie met meer dan een miljard leden’.
Ze horen erbij, net als de afvalbak. ‘Het exemplaar is waardevol omdat het er gewoon is.’
Interview Dagblad van het Noorden / Leeuwarder Courant, 7 januari 2022


Artikel over Wederzien, in het Dagblad van het Noorden / Leeuwarder Courant, januari 2022

Recensie van De Hond die overstak, gepubliceerd in het Friesch Dagblad, juni 2020

Interview De Volkskrant, 14 juni 2020.

Tekst: https://www.volkskrant.nl/mensen/jaap-krol-is-vakkenvuller-bij-ikea-en-schrijver-vreemde-combinatie-niet-voor-jaap-krol~b8b89607/
Interview Friesch Dagblad, 19 juni 2020


Recensie De hond die overstak op Tzum, 2021